Interbestuurlijk toezicht

Op 1 oktober 2012 is de Wet revitalisering generiek toezicht (Wrgt) in werking getreden. Deze wet heeft als doel om de horizontale verantwoording tussen de gemeenteraad en het college van B en W te versterken en de verticale toezichtdruk door de Provincie en het Rijk te verminderen. Het uitgangspunt van de wet is dat lokale overheden zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van hun wettelijke (medebewinds)taken. Daarbij geldt nadrukkelijk dat het toezicht op de uitvoering van die taken primair berust bij het eigen horizontale toezichtorgaan: de gemeenteraad.

Integrale verantwoording
Voorheen vulde het college van B en W zijn actieve informatieplicht in door gedurende het jaar verantwoording af te leggen over de prestaties op de gemeentelijke medebewindstaken. Om de horizontale verantwoording te versterken is deze werkwijze veranderd en legt het college van B en W jaarlijks bij de jaarstukken verantwoording af. Door de verantwoording te integreren in de jaarstukken ontstaat er een integraal beeld over het presteren van de gemeente.

Toezichtindicatoren (KPI's)
Bijgaande verantwoording is gebaseerd op door de VNG en de Provincie Utrecht opgestelde eenduidige toezichtindicatoren (KPI's). De toezichtindicatoren geven op hoofdlijnen weer hoe de gemeente presteert op de uitvoering van haar wettelijke medebewindstaken. Deze indicatoren zijn in eerste instantie bedoeld om de gemeenteraad te ondersteunen. Daarnaast stelt het instrument de Provincie en het Rijk in staat om het toezicht wat meer op afstand te plaatsen en soberder uit te voeren. Het idee is dat zodra de gegevens openbaar beschikbaar zijn de verticale toezichthouders deze niet nogmaals uitvragen bij de gemeente.

Toezicht door de Provincie
De nieuwe wet stelt dat het verticale toezicht volgt op het horizontale toezicht en dat zij zo veel als mogelijk gebruik maakt van de informatie die al beschikbaar is vanuit de horizontale verantwoording. Mede om deze reden ontvangt de Provincie de informatie na vaststelling door de gemeenteraad.

Archiefwet 1995

Toegankelijke en betrouwbare overheidsinformatie is essentieel voor goed bestuur. Het op orde zijn van de digitale en papieren informatiehuishouding en archivering bij de overheid is een voorwaarde om alle andere taken goed te kunnen uitoefenen. Wanneer dit niet op orde is, schaadt het de bedrijfsvoering van een overheid en staat het een deugdelijke verantwoording naar de samenleving in de weg.

Toezichtinformatie
De verantwoording is gebaseerd op het jaarlijkse inspectieverslag van Het Utrechts Archief (HUA), op elf toezichtindicatoren (zogenaamde KPI's) die in samenspraak met HUA en de Provincie Utrecht zijn ontwikkeld op basis van de VNG-handreiking en op de eigen interne verbetercyclus.

Verantwoording
Jaarverslag gemeentearchivaris
De gemeentearchivaris heeft in zijn jaarverslag een aantal aanbevelingen genoemd om de kwaliteit van het informatiebeheer te verhogen. Eén aandachtspunt is de afronding van de papieren archieven, die is ondergebracht in het project Archiefbewerking in Vleuten. Het blijkt nu dat de afronding nog niet voltooid kan worden. Op basis van de concept eindproducten van het project doet de gemeentearchivaris namelijk de constatering dat de kwaliteit van de selectie tussen te bewaren en de te vernietigen dossiers nog onvoldoende is en dat aanvullende inspanning is vereist om tot het gewenste niveau te komen.
Op de aanbevelingen zijn vervolgacties ingezet. Voor de afronding van de papieren archieven kan gemeld worden dat er in samenspraak met HUA een aanvullend actieplan opgesteld zal worden om het eindresultaat alsnog op het juiste kwaliteitsniveau te brengen.

Toezichtindicatoren
De toezichtindicatoren geven aan of de gemeente aan de archiefwettelijke eisen voldoet. Op basis van de toezichtindicatoren kan worden gesteld dat de Utrechtse informatiebeheercyclus op basis van het Kwaliteitssysteem Documentaire Informatie een steeds steviger fundament krijgt. In 2015 is mede dankzij dit instrumentarium en tezamen met de vele inspanningen bij de organisatieonderdelen nadrukkelijk geïnvesteerd in de route naar duurzaam digitaal informatiebeheer. Wel blijft de administratieve afhandeling van de archiefwettelijke aspecten bij iedere reorganisatie en verzelfstandiging van verschillende onderdelen van de gemeente een aandachtspunt. Op dit onderwerp zijn in 2015 weliswaar stappen gezet, maar deze moeten in 2016 worden geïntensiveerd om het beoogde kwaliteitsniveau daadwerkelijk te realiseren en dat niveau ook te houden.

De Utrechtse verbetercyclus
Halfjaarlijks wordt door het interne Kennis- en Kwaliteitscentrum Documentaire Informatie (KKCD) per organisatieonderdeel de stand van zaken van het informatiebeheer gemonitord en getoetst aan de Utrechtse normen en doelstellingen. De monitor vindt plaats op basis van het Utrechtse Kwaliteitssysteem Documentaire Informatie. De uitkomst van de monitor wordt organisatie breed gepubliceerd aan de hand van een scoretabel per kwaliteitsaspect per organisatieonderdeel. Deze systematiek zorgt voor borging van het informatie- en archiefbeheer en biedt de inhoudelijke grondslag voor de verantwoorde route richting volledig papierloos werken vanaf 2017. De resultaten van de monitoring in 2015 geven onder andere aan dat vrijwel alle organisatie onderdelen significante voortgang boeken op weg naar duurzaam digitaal informatiebeheer.

Utrecht Integraal Digitaal
In 2015 is het programma Utrecht Integraal Digitaal (UID) van start gegaan na het positieve besluit van de directieraad op ‘Eenmaal Andermaal DiGiTaal’. UID voert de regie op de activiteiten die nodig zijn om de randvoorwaarden in te vullen zodat het college van B en W eind 2016 het concernbrede ‘vervangingsbesluit’ kan nemen. Zo zijn er onder regie van UID in 2015 per organisatieonderdeel zogenaamde Recordmanagers (RM'ers) aangewezen en opgeleid. RM'ers zijn kwaliteitsmedewerkers op het gebied van digitaal dossierbeheer en hiermee sleutelfiguren voor het bereiken van de Utrechtse doelstellingen. De RM'ers vinden elkaar in de RM-vakgroep onder inhoudelijke begeleiding van het KKCD. Daarnaast is er in 2015 geïnvesteerd in de doorontwikkeling van generieke voorzieningen. Zo is er hard gewerkt aan de verdere professionalisering van de scanvoorzieningen bij het Post Logistiek Centrum (PLC) en zijn tevens met de leverancier in het zaaksysteem kwalitatieve verbeteringen doorgevoerd met als einddoel om het zaaksysteem te laten certificeren als duurzaam digitaal archiefsysteem volgens NEN-normen.

Conclusie
In 2015 zijn duidelijke stappen gezet naar duurzaam digitaal informatiebeheer. Zowel op concernniveau als bij de organisatieonderdelen is over de volle breedte voortgang geboekt. Dit is een geruststellend resultaat, maar tegelijk is er in 2016 ook nog een aanzienlijke verbeter- en inhaalslag nodig om volledig papierloos te kunnen werken vanaf 2017. Als Utrecht dit tempo van verbetering komend jaar weet vast te houden, dan kan met vertrouwen het vervangingsbesluit worden genomen. Vanaf 2017 wordt er dan digitaal gearchiveerd waar dat honderden jaren op analoge wijze heeft plaatsgehad.

Monumentenwet 1988

Het primaire risico van onvoldoende uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van de monumentenwet is het teloor gaan van onroerend cultureel erfgoed: cultuurhistorie, archeologie en monumenten. Een adequate vergunningverlening en handhaving, de behartiging van het erfgoedbelang in de bestemmingsplannen, handhaving van de bestemmingsplannen, het goed functioneren van de Commissie voor welstand en Monumenten en van de advisering in het kader van de archeologische monumentenzorg zijn voorwaarden voor een goede taakuitoefening. Deze verantwoording geeft zicht op hoe de gemeente omgaat met monumenten binnen haar grenzen en bevat informatie over omgevingsvergunningen voor beschermde gebouwde monumenten en (omgevings)vergunningen voor verstoring van archeologische waarden.

Toezichtinformatie
De toezichtinformatie bestaat uit een overzicht van in 2015 aangevraagde en afgehandelde aanvragen omgevingsvergunning voor beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten. De VTH-organisatie is de formele behandelaar van de vergunningaanvragen. De vergunningen worden geregistreerd door de VTH-organisatie. Tevens zijn vergunningen verleend voor activiteiten op locaties waarvoor volgens de gemeentelijke archeologische waardenkaart een vergunningplicht geldt op grond van de gemeentelijke Archeologieverordening en waar een onderzoekverplichting aan is gekoppeld. De verlening of weigering van een vergunning voor wijziging van een archeologisch rijksmonument is een bevoegdheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De gemeente is adviseur en legt ontwerp- en definitieve besluiten van de Minister ter inzage en stuurt eventuele zienswijzen van belanghebbenden door aan Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De toezichtinformatie bestaat uit de door de Minister (in casu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) behandelde aanvragen.

Verantwoording
De verlening of weigering van een vergunning voor gebouwde monumenten is een bevoegdheid van het college van B en W. In geval van (gedeeltelijke) sloop, reconstructie en herbestemming wordt advies gevraagd aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De kaders hiervoor zijn de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening Utrecht 2010 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het daarbij behorende BOR (Besluit omgevingsrecht). Naast behandeling van aanvragen omgevingsvergunning en advisering van eigenaren levert de afdeling Erfgoed- op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening - cultuurhistorische informatie ten behoeve van de cultuurhistorische paragraaf in bestemmingsplannen en wordt geadviseerd bij ruimtelijke ingrepen.

Gebouwde monumenten
Er zijn 177 deelzaken omgevingsvergunning beschermd monument afgehandeld, inclusief overlopende aanvragen uit 2014, waarvan 101 voor Rijksmonumenten en 76 voor gemeentelijk monumenten. Daarnaast is geadviseerd over vergunningsvrije wijzigingen bij beschermde monumenten en is over zestien projecten in een beschermd stadsgezicht advies uitgebracht aan de Commissie voor Welstand en Monumenten ten behoeve van de afhandeling van een omgevingsvergunning. In 26 gevallen is de (indicatie)omgevingsvergunning geweigerd of door de aanvrager ingetrokken omdat de monumentwaarden teveel verstoord zouden worden. Bij de behandelde vergunningaanvragen is de inbreng per vergunningaanvraag vanuit Erfgoed aan VTH (casemanager) opgesteld op basis van de expertise van adviseurs van afdeling.

Erfgoed, restauratiedeskundigen en bouwhistorici, en het advies van de Commissie Welstand en Monumenten. In alle gevallen is steeds een zorgvuldige belangenafweging gemaakt tussen het eigenaarsbelang en monumentwaarden. Het belang van een goede bestemming en gebruik is daarbij nadrukkelijk betrokken. Behoud door ontwikkeling is ook in de gemeente Utrecht in die zin een belangrijke factor, evenals het stimuleren van verduurzaming van monumenten, bijvoorbeeld door het verlenen van subsidies voor DuMo-onderzoeken.

Archeologie
Er zijn vijf adviezen afgehandeld voor door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap behandelde vergunningaanvragen voor ingrepen in beschermde archeologische Rijksmonumenten. Er zijn door het college van B en W elf vergunningen afgegeven voor grond verstorende activiteiten op locaties die op de gemeentelijke archeologische waardenkaart als archeologisch waardevol zijn aangegeven of waarvoor een hoge verwachting van archeologische waarden geldt.

Conclusie
De taak is met inzet van de aanwezig restauratietechnische- en bouwhistorische en archeologische kennis inhoudelijk en procedureel goed uitgevoerd.

Gevolg verantwoording voor de begroting 2014 of 2015?
De wijze van uitvoeren van deze activiteit in 2014 leidt niet tot aanpassingen van beleid. In 2015 zal worden bekeken of bij de uitvoering nog een efficiëntieslag gemaakt kan worden bij de behandeling van omgevingsvergunningen voor gebouwd erfgoed.

Wet ruimtelijke ordening

Bestemmingsplannen en beheersverordeningen bepalen wat er binnen een gemeente met de ruimte mag gebeuren. Idealiter is er voor het hele gemeentelijke grondgebied een bestemmingsplan of beheersverordening beschikbaar. Op die manier weten burgers en bedrijven waar ze aan toe zijn. Daarnaast moeten bestemmingsplannen en beheersverordeningen actueel zijn, dat wil zeggen jonger dan tien jaar. Als ze ouder zijn kan dit negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting. Deze paragraaf biedt de gemeenteraad inzicht in de dekking, de voortgang over de actualisering en handhaving van de bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

Toezichtinformatie
De toezichtinformatie is gebaseerd op de genomen ruimtelijke besluiten in 2015, inclusief een overzicht van vigerende bestemmingsplannen die ouder zijn dan tien jaar.

Handhavingsprogramma openbare en bebouwde omgeving 2015 (BenW 10 februari 2015) en Handhavingsverslag 2014 (BenW 10 januari 2015), inclusief bestemmingsplannen.

Verantwoording

Actualisering
Met de vaststelling van de bestemmingsplannen voor De Woerd, Rijnenburg en Actualisering 2015 (Lunetten en Oog in Al) voldoet de gemeente aan de wettelijke actualiseringsplicht, met uitzondering van een paar kleine gebieden (klein deel van de Meerndijk, Gruttersdijk en omgeving, de Haarrijnseplas en enkele ontwikkelingspercelen in Leidsche Rijn, die in eigendom van de gemeente zijn).

Het toezicht op bestemmingsplannen is niet in een afzonderlijk verantwoordingsartikel te vinden maar dat dit is meegenomen bij een aantal speerpunten van aanpak in het handhavingsprogramma. De risicoanalyse heeft zijn beslag in de verschillende handhavingsstrategieën onder andere horeca, seks-inrichtingen, bedrijven en instellingen). De beschikbare capaciteit hiervoor wordt enerzijds gebiedsgericht ingezet om de leefbaarheid te verbeteren en verdere achteruitgang tegen te gaan. Zo is er een aanpak van de Amsterdamsestraatweg en de Breedstraatbuurt. Hier wordt sterk ingezet op het tegengaan van ongewenste gebruikswijzigingen van het bestemmingplan (prostitutie, gokken, belhuizen, coffeeshops, publieke dienstverlening etcetera). In het handhavingsprogramma is ook aangegeven dat alle klachten en meldingen van burgers worden opgepakt. Het komt met enige regelmaat voor dat er meldingen zijn die worden opgelost door de overtreding op het bestemmingsplan ongedaan te maken. Voorts zijn de onderdelen Barpanden en splitsen onderdelen waar de handhaving van het bestemmingsplan een grote rol speelt. Het betreft hier aanpak in het kader van veiligheid en leefbaarheid. Hoewel niet expliciet benoemd staan er dus diverse acties op dit gebied in het handhavingsprogramma. In 2016 zullen wij de handhavingsstrategie bestaande bouw vaststellen waarin de werkwijze wordt geëxpliciteerd.

Conclusie
De gemeente heeft geen achterstand meer in het actualiseren van bestemmingsplannen. Om reden van efficiency zijn er nog een paar kleine gebieden die niet voldoen aan de actualiseringseis van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijk ordening.

Wij hebben toegezien op de kwaliteit en het gebruik van woningen en gebouwen. Daarbij hebben we actief ingezet op het opsporen van illegaal gebruik.
We hebben in 2015 circa 15 klachten over illegale prostitutie afgehandeld.

Meldingen van een foutieve registratie zijn op het adres ter plekke onderzocht. Vervolgens is het mogelijk om de fout te legaliseren of afspraken te maken met de eigenaar om de fout te herstellen. Lukt dit niet, dan volgt uiteindelijk handhavend optreden.

Wij hebben gecontroleerd of panden waarvoor een gedoogbeschikking is afgegeven, nog altijd worden bewoond. Daarnaast zijn, op basis van meldingen van burgers of gebouweigenaren en gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie, leegstaande bedrijfspanden onderzocht op illegale bewoning. Bij constatering daarvan is, afhankelijk van de risico's, conform het beleid opgetreden.

Activiteitenbesluit milieubeheer en provinciale milieuverordening

De gemeente controleert jaarlijks de bedrijven met een hoger risico op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieuschade en –hinder. Bedrijven met een lager risico worden minder frequent gecontroleerd of alleen als er sprake is van een melding. Tijdens de reguliere controles handhaven wij op het aspect energiebesparing. De zwaardere categorie milieubedrijven wordt sinds 1 juli 2014 gecontroleerd door de RUD-Utrecht en de Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied. De Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied controleert de twee bedrijven die onder het Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO) vallen. De gemeente is het bevoegd gezag.

Op grond van de Wet milieubeheer wijzen Provincies stiltegebieden grondwaterbeschermingsgebieden aan en stellen regels op ter bescherming van de stilte en de grondwaterkwaliteit in deze gebieden. Deze regels zijn opgenomen in de Provinciale milieuverordening (PMV).

Toezichtinformatie
De toezichtinformatie bestaat uit de Handreiking handhavingsstrategie Openbare en bebouwde ruimte (BenW 30 oktober 2009) en de vastgestelde handhavingstrategieën, handhaafinstructies en beleidsregels, Handhavingsprogramma Openbare en bebouwde omgeving 2015 (BenW 10 februari 2015) en Handhavingsverslag 2014 (BenW 10 januari 2015).

Verantwoording
Bedrijven en instellingen worden zoveel mogelijk integraal bezocht. Naast de milieuregelgeving wordt ook toezicht gehouden op de naleving van regelgeving op het gebied van bouw, gebruik en brandveiligheid. Hierbij wordt onder andere ook samengewerkt met de Veiligheidsregio Utrecht en het waterschap De Stichtse Rijnlanden.

Inrichtingen in dit gebied zijn in kaart gebracht en beoordeeld op bedreiging voor grondwaterbescherming. De activiteiten die de bedrijven uitvoeren zijn bekend. In Utrecht is slechts één klein gebied, in het Noorderpark tegen de grens met De Bilt, waar grondwaterbescherming geldt. Er zijn twee bedrijven die deels binnen het grondwaterbeschermingsgebied zijn gevestigd. Eén bedrijf zit in zijn geheel in het grondwaterbeschermingsgebied. De bedrijven worden conform de vastgestelde frequentie in het handhavingsstrategie bezocht.

De landelijke regelgeving voor de opslag van vloeibare brandstoffen in bovengrondse tanks is veranderd. Veel bedrijven hebben één of meerdere bovengrondse tanks voor de opslag van brandstof of minerale olieproducten. Vanaf 1 januari 2015 moet voor een tank (inclusief de afleverinstallatie) een certificaat zijn afgegeven. Voor bestaande olietanks (tot 150 m3) geldt een overgangsregeling ten aanzien van periodieke keuringen. Bij reguliere bedrijfscontroles informeren wij de bedrijven over wijziging in de regelgeving.

Geen periodieke milieucontroles ondergrondse tanks. Bij een aantal bedrijven in Utrecht zijn ondergronds tanks aanwezig die niet meer in gebruik zijn. Deze tanks horen te zijn verwijderd of anders op een verantwoorde wijze buiten gebruik te zijn gesteld. Nog aanwezige ondergrondse tanks kunnen bodemverontreiniging veroorzaken, maar ook de uitvoering van bouwactiviteiten vertragen.

Conclusie
Er vindt geringe bedrijvigheid plaats binnen het grondwaterbeschermingsgebied. De activiteiten vormen geen gevaar voor het grondwater. In 2015 hebben wij vanwege gewijzigde regelgeving extra aandacht besteed aan bovengrondse tanks bij bedrijven. Met garagebedrijven hebben wij een plein georganiseerd en ideeën uitgewerkt om de naleving van de milieuregelgeving te verbeteren.

Het toezicht bij complexe bedrijven is uitgevoerd door de Regionale Omgevingsdienst Utrecht en de Omgevingsdienst Noordzee kanaalgebied. Het aantal saneringen en grondtoepassingen, waarop de Regionale Omgevingsdienst Utrecht toezicht heeft gehouden, is toegenomen. Bij de Regionale Omgevingsdienst Utrecht is een hoger aantal vergunning aanvragen ingediend dan begroot daarnaast zijn kosten per vergunning gestegen in verband met overdracht van zwaardere bedrijven van provincie naar gemeente. De kosten zullen het bedrag van de lumpsum waarschijnlijk overschrijden.

Wet Milieubeheer

De gemeente kent ten aanzien van het afvalwater drie zorgplichten. Het gaat om de zorgplichten voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, de doelmatige inzameling van overtollig afvloeiend hemelwater en voor het toepassen van doelmatige maatregelen in openbaar gebied om structurele grondwateroverlast te voorkomen of te beperken. De wijze waarop de gemeente deze zorgplicht invult staat vastgelegd in het gemeentelijk rioleringsplan. In dit onderdeel leggen wij verantwoording af over de wijze waarop wij in 2015 invulling hebben gegeven aan onze zorgplicht.

Toezichtinformatie
De toezichtinformatie is gebaseerd op het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. In mei 2013 heeft het college van B en W besloten het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2014 te verlengen tot en met 2015.

Verantwoording
Het vierjaarlijks verbreed gemeentelijk rioleringsplan is vastgesteld in 2011 en beschrijft de invulling van de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Ook de wijze van beheer van het gemeentelijke oppervlaktewater in Utrecht wordt beschreven, omdat het oppervlaktewater een belangrijke bijdrage levert aan de afvoer en verwerking van hemelwater en het reguleren van de grondwaterstand. Het plan voldoet aan de wettelijke eisen die aan een verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan worden gesteld. De Wet milieubeheer vereist betrokkenheid van Gedeputeerde Staten, waterbeheerders en zuiveringsbeheerders. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Rijkswaterstaat beheren watergangen, de rioolwaterzuiveringen en de waterkwaliteit in de Gemeente Utrecht. Deze partijen en de Provincie Utrecht zijn betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van dit plan. In 2015 hebben er geen wijzigingen op het gemeentelijk rioleringsplan plaatsgevonden

Conclusie
In 2015 zijn de ons opgedragen zorgplichten conform het rioleringsplan uitgevoerd.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Een vergunningverlenings-, toezicht- en handhavingsstelsel kan alleen effectief zijn als de kwaliteit van de uitvoering op orde is. De gemeente, welke belast is met de uitvoering van vergunningverlenings-, toezichts- en handhavingstaken, wil om deze reden bij de uitvoering voldoen aan een zeker basis kwaliteitsniveau. Via deze verantwoording geven wij u nader inzicht in het kwaliteitsniveau van de uitvoering van het stelsel over 2015.

Toezichtinformatie
De toezichtinformatie bestaat uit de Handreiking handhavingsstrategie Openbare en bebouwde ruimte (BenW 30 oktober 2009) en de vastgestelde handhavingsstrategieën, handhavingsinstructies en beleidsregels, Handhavingsprogramma openbare en bebouwde omgeving 2015 (BenW 10 februari 1015) en Handhavingsverslag 2014 (BenW 10 januari 2015).

Verantwoording
De gemeente Utrecht voert haar handhaving programmatisch en conform de handhavingsstrategieën uit. In 2015 zijn vastgesteld de Handhavingsinstructie geluidhinder veroorzaakt door bouw- sloop- en renovatiewerkzaamheden , inclusief beleidsregels ontheffingen werken buiten reguliere werktijden (BenW 10 februari 2015). Ook is de beleidsregel inzake bestuurlijke boete, beheerovername en sluiting op grond van de Woningwet vastgesteld (BenW 30 juni 2015)

In 2015 heeft de gemeente gewerkt op basis van het Handhavingsprogramma openbare en bebouwde omgeving 2015 . Verantwoording over het handhavingsprogramma 2015 en het Handhavingsprogramma openbare en bebouwde omgeving 2016 hebben wij vastgesteld.

Wij hebben ontwikkelingen in de bebouwde leefomgeving (private kwaliteitsborging, nieuwe Omgevingswet, wet VTH) gemonitord en nieuwe wet- en regelgeving geïmplementeerd.

De handreiking handhavingstrategie moet nog worden aangepast aan de Landelijke Handhavingsstrategie en de nieuwe 'Tafel van 11'. De strategieën voor huisvesting, bestaande bouw, horeca, seksinrichtingen en bodem worden in 2016 geactualiseerd. We besteden met name ook aandacht aan hoe we omgaan met klachten en meldingen.

Risicothema's
Sinds 2013 zijn door de provincie en het rijk risicothema's benoemd. Dit zijn omgevingsvergunningen met de activiteit bouw, waarbij brandveiligheid en constructieve veiligheid wordt getoetst

We hebben 1490 bouwvergunningen/omgevingsvergunningen afgedaan er is een inhaalslag geweest omdat er veel oude zaken lagen. Hiervan zijn er 753 gecontroleerd (al dan niet met de VRU) op brandveiligheidsaspecten en 251 op constructieve zaken. We hebben zestien gevallen aangeschreven in handhavingszaken. Er zijn zeven handhavingsverzoeken ontvangen op de risicovolle thema’s.

Totaal zijn er acht vergunningen van rechtswege verleend. Hiervan zijn er vijf in strijd met het bestemmingsplan. Het betrof hier voornamelijk kleine bouwwerken waarvoor de kruimelregeling van de Wabo van toepassing is.

Conclusie
Vooruitlopend op het handhavingsverslag 2015 kunnen wij de volgende resultaten aangeven op de risicothema’s:

  • Conform eerdere besluitvorming is er minder inzet gepleegd op preventieve constructiecontroles (met name bij bouwplannen tot € 100.000,-). Wel hebben wij alle bouwwerken geïnspecteerd op wet- en regelgeving bij realisatie.
  • Wij hebben prioriteit gegeven aan het afhandelen van meldingen en hebben de verhoogde inzet op sloop-en asbestwerkzaamheden gecontinueerd. Er hebben zich in 2015 geen grote asbestcalamiteiten voorgedaan.
  • In 2015 is door de pilot bouwhinder een hogere inzet geweest op bewonersbegeleiding.
  • We hebben bij drie bouw/renovatiewerken met Utrechts Bouwveiligheidsplan gewerkt en de ‘Toolbox Bouwhinder’ ontwikkeld (oplevering 1e kwartaal 2016)
  • Onoverdekte galerijvloeren met monoliete vloeren zijn gecontroleerd.
  • Wij hebben in 2015 een nieuwe Kwaliteitsmonitor ontwikkeld. Hierdoor hebben wij de actualisatie van het aantal slechte panden moeten uitstellen naar 2016.
  • We hebben de ‘Pilot Veilige en gezonde woning’ uitgevoerd waarbij 160 gratis keuringen van woninginstallaties zijn uitgevoerd conform afspraken.
  • Actief toezicht op de kwaliteit van bestaande gebouwen vindt plaats in het kader van integrale aanpakken zoals het project Fysieke Veiligheid Bedrijven, de aanpak Amsterdamsestraatweg en aanpak ondermijnende criminaliteit.
  • Wij hebben de aanpak huisjesmelkers versterkt door het laten vaststellen van een beleidsregel voor toepassing van het nieuwe instrumentarium van de Woningwet, het instellen van een meldpunt huisjesmelkers, samenwerking en informatiedeling met andere gemeenten en organisaties, inzet van het Huurteam (via Wonen) en inbedding van de aanpak in ‘de aanpak ondermijnende criminaliteit’.

Huisvestingswet (Inclusief huisvesting statushouders)

Als asielzoekers in een opvangcentrum een verblijfsvergunning ontvangen, gaan ze op zoek naar eigen woonruimte. Gemeenten moeten hen passende woonruimte aanbieden. Het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) voert de gesprekken met asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben ontvangen en stelt aan de hand daarvan een informatieprofiel op. Het COA heeft veertien dagen de tijd om op basis van dit profiel een vergunninghouder aan een gemeente te koppelen. Vervolgens hebben gemeenten gemiddeld twaalf weken de tijd om woonruimte te vinden en de verhuizing te regelen. Het Rijk legt op basis van de Huisvestingswet aan gemeenten kwantitatieve taakstellingen op voor de huisvesting van verblijfsgerechtigden (asielzoekers met een verblijfsvergunning). De aantallen zijn gerelateerd aan het aantal inwoners van de gemeente. Elk half jaar krijgt de gemeente een taakstelling opgelegd. In deze jaarstukken geven wij u inzicht in het al dan niet behalen van deze taakstelling.

Verantwoording
De gemeente Utrecht had op 1 januari 2015 een achterstand in de taakstelling van 201 personen.
De Taakstelling van 2015 was 272 personen (1e half jaar) en 287 personen (2e halfjaar) én de achterstand van 201 personen. Dat betekende een opgave van in totaal 760 personen. Utrecht heeft 745 personen gehuisvest in 2015, waardoor nog een kleine achterstand van vijftien personen is.

Conclusie
Daarmee is bijna helemaal in één keer de achterstand op de taakstelling ingelopen in 2015.