In deze paragraaf geven wij aan welke instrumenten wij gebruiken om de financiële positie van de gemeente in het oog te houden. Dit vloeit voort uit de financiële stresstests die wij enkele jaren geleden hebben laten uitvoeren om inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden van de gemeentefinanciën, gelet op de economische tegenwind in die tijd. Aanbevelingen uit de tests betreffen onder andere het versterken van de financiële wendbaarheid en weerbaarheid. Om hier concrete uitvoering aan te geven behandelen wij twee keer per jaar –bij de programmabegroting en bij de jaarstukken- acht deelgebieden die van belang zijn om risico's tegemoet te treden. Het bewust omgaan met deze onderwerpen en hun maatstaven en het benutten van sturingsmogelijkheden is inmiddels een ingeburgerd proces. Ook het Rijk stuurt op gezonde overheidsfinanciën en vraagt een evenredige inspanning van gemeenten met de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (wet HOF) die per 1 januari 2014 van kracht is geworden. In die context sturen wij op schuldontwikkeling met de normering die door uw gemeenteraad is vastgesteld.
Hierna bespreken wij eerst de maatstaven voor weerbaarheid en vervolgens die voor wendbaarheid.
De stand van zaken en aangetoonde ontwikkelingen laten een voorzichtig positieve ontwikkeling zien.
Weerbaarheid
Weerbaarheid heeft te maken met veerkracht of het vermogen om onverwachte financiële klappen op te vangen en bestand te zijn tegen de impact van bestaande risico’s. Hierna bespreken we vier onderwerpen voor wat betreft hun bijdrage aan de weerbaarheid.
Reservepositie en eigen vermogen
De ratio weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn om niet-structurele risico’s op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. De algemene reserve vormt de directe weerstandscapaciteit om risico’s af te dekken. Daarnaast is sprake van indirecte weerstandscapaciteit in de vorm van onbenutte belastingcapaciteit en de post 'onvoorzien'. Door middel van actieve risicobeheersing bij het aangaan van financiële en juridische verbintenissen en in de werkprocessen en door zekerheden te stellen bij kredietverstrekking worden bestaande risico's verminderd en nieuwe zoveel mogelijk beperkt. Hiermee werken wij doorlopend aan verhoging van het weerstandsvermogen en doen wij minder beroep op de algemene risicoreserve, hetgeen de weerbaarheid ten goede komt.
De ratio weerstandsvermogen staat op 1,04. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van deze jaarstukken wordt uitgebreid ingegaan op het weerstandsvermogen.
Naast de algemene reserve zijn ook de programmareserves onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente en ligt hierin weerbaarheid besloten. De bestemming van programmareserves kan nog bestuurlijk worden aangepast mocht dit nodig zijn; bijvoorbeeld om in te spelen op een financiële crisissituatie. Dat laatste geldt voor zover er nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Reserves ter dekking van kapitaallasten zijn hiervan uitgezonderd. In dit licht hebben wij de nota reserves en voorzieningen in 2013 geactualiseerd: de spelregels zorgen voor een afweging met betrekking tot het criterium van weerbaarheid bij het instellen van reserves en de omvang ervan. In de bijlagen van deze Jaarstukken vindt u de stand van de reserves.
Grondexploitaties
Net als veel andere steden is Utrecht wat haar grondexploitaties betreft kwetsbaar. Hoe verder inkomsten in de toekomst liggen, des te meer rentekosten en risico's dit met zich meebrengt. Contractuele zekerheden beperken het risico op nog te ontvangen baten, maar 100% zekerheid is niet te geven. Aangezien kosten vóór de baten uitgaan streven we er doorlopend naar om kosten zo laat mogelijk te maken en baten zo spoedig mogelijk te realiseren, maar de sturingsruimte is beperkt. Bij onzekerheid over de mogelijkheid gemaakte kosten terug te verdienen, verlagen we het begrote saldo van de betreffende grondexploitatie. Bij een negatieve grondexploitatie leidt dit automatisch tot een voorziening. Daarnaast zijn wij in staat risico's op te vangen door financiële buffers in te bouwen. Naarmate de uitvoeringsfase van plannen vordert en projecten kunnen worden opgeleverd en administratief afgesloten, neemt het relatieve aandeel onderhanden werken af en daarmee ook de financiële risico’s. Het volume onderhanden werk van de binnenstedelijke projecten is als gevolg van het administratief afsluiten van grondexploitatieprojecten afgenomen. In het Stationsgebied is het saldo onderhanden werk toegenomen als gevolg van de vele investeringen in de herinrichting van het openbaar gebied. Inclusief de gemeentelijke voorziening is er nog steeds sprake van een positief saldo onderhanden werk. Het onderhanden werk van Leidsche Rijn is beduidend afgenomen. Dit doordat de uitgaven afnemen terwijl de inkomsten toenemen.
Twee keer per jaar rapporteren wij over de actuele stand en prognoses van de gezamenlijke grondexploitaties Binnenstedelijk, Leidsche Rijn en Stationsgebied. Daarin volgen wij de variabelen die van belang zijn voor de financiële resultaten: programma/projecten, planning, prijs, parameters, projectkosten en programmarisico's (de zes P's). Bij de voorjaarsnota gebeurt dit uitgebreid in het MeerjarenPerspectief Stedelijke Ontwikkeling (MPSO). Bij de 2e Berap geven we een beknopte rapportage in de Peilstok Grondexploitaties. De rapportage bevat ook een gevoeligheidsanalyse op basis van verschillende ‘slecht weer’- scenario’s.
Stabiele begroting
Als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden, kortingen in het gemeentefonds en herdefiniëring van gemeentelijke taken, waren wij de afgelopen jaren genoodzaakt tot structurele bezuinigingen. Het is altijd van groot belang dat deze taakstellingen zo snel mogelijk van concrete maatregelen worden voorzien. De situatie ontwikkelt zich in positieve zin. Bij de Voorjaarsnota 2014 waren structurele bezuinigingen opgenomen, te realiseren op de kosten van inkoop, subsidieverstrekking en het maken van beleid. Daarnaast moesten de bezuiniging via innovatie respectievelijk krimp overhead vanaf 2015 nog gedeeltelijk van maatregelen worden voorzien. Inmiddels zijn deze bezuinigingen ingevuld, waarbij het niet realiseerbare deel van de bezuiniging op overhead is geschrapt. De meeste bezuinigingen zijn gerealiseerd. Wij geven niet aflatend prioriteit aan het tijdig realiseren van de afgesproken bezuinigingen zodat de financiële resultaten niet onder druk komen.
Financieel evenwicht
Financieel evenwicht is één van de voornaamste criteria waarop de Provincie onze begroting beoordeelt. Tot 2014 was het criterium voor financieel evenwicht een ‘sluitende begroting’. Dit houdt in dat de structurele lasten financieel gedekt zijn met structurele baten en dat de begroting over een periode van vier jaar geen tekorten bevat. Sinds 2014 is het nieuwe landelijke gemeenschappelijk toezichtskader ‘Kwestie van evenwicht’ van kracht. Het nieuwe criterium is ‘structureel en reëel evenwicht’. Dit houdt in dat de Provincie toetst op kwaliteit en plausibiliteit van de begroting en meerjarenraming, waarbij het realiteitsgehalte en de volledigheid van de geraamde baten en lasten worden getoetst. De begroting 2016-2019 is meerjarig in evenwicht. Op 16 december 2015 heeft het college van provinciale staten besloten om voor Utrecht het lichtste toezichtregime toe te passen voor het jaar 2016 (repressief toezicht ). Dit betekent dat aan de provinciale toetsingscriteria voor financieel evenwicht is voldaan.
Wendbaarheid
Wendbaarheid heeft te maken met hoe flexibel we zijn in onze begroting en bedrijfsvoering om snel te kunnen inspelen op de actualiteit. Ondanks een begrotingstotaal van meer dan een miljard euro zijn de bestedingen slechts voor een relatief beperkt deel beïnvloedbaar. Belangrijke reden is de omvang van de wettelijke taken en een relatief klein eigen belastinggebied[1]. Hierna bespreken we vier onderwerpen die van belang zijn voor de financiële wendbaarheid.
Schuldpositie, vreemd vermogen
Voor een nadere onderbouwing verwijzen wij naar de paragraaf Financiering van deze jaarstukken.
Schulden brengen rentelasten met zich mee die drukken op een deel van de exploitatiebegroting. Hoe lager die druk, hoe groter de vrije ruimte en dus hoe wendbaarder de begroting. Wij hebben een viertal maatstaven voor schuldnormering geselecteerd, namelijk: schuldquote, renterisico, rentedruk en EMU-referentiewaarde.
Netto schuldquote
Als de inkomsten stijgen neemt de mogelijkheid om schulden af te lossen toe. Door verkoop van overtollig geworden gemeentelijk eigendom dat gefinancierd is met vreemd vermogen, kunnen leningen afgelost worden en verbetert de schuldpositie. De maatstaf die wij in Utrecht aanhouden voldoet ruimschoots aan de norm van de VNG.
Renterisico-norm
Op het moment dat nieuwe leningen moeten worden aangetrokken voor herfinanciering of als renteherziening van toepassing is, lopen we renterisico. Door een goede spreiding van de leningenportefeuille houden wij de afhankelijkheid van de rentestand zo klein mogelijk. In Utrecht voldoen wij nu en in de afgelopen jaren ruimschoots aan de Fido-norm.
Rentedruk
Naast de huidige rentelasten op bestaande leningen, houden wij veiligheidshalve ook rekening met toekomstige stijging van de rente, herfinanciering en uitbreiding van de leningenportefeuille voor toekomstige investeringen. Met inbegrip van genoemde veiligheidsmarge voldoen wij ruimschoots aan de gangbare maatstaf voor gemeenten.
EMU-referentiewaarde
In Europees verband stuurt het rijk op beheersing van het begrotingstekort met als macronorm een EMU-saldo van 3% van het bruto binnenlands product (BBP) voor rijk en medeoverheden gezamenlijk. Ondanks dat er deze regeringsperiode geen norm geldt voor individuele gemeenten en ook geen sanctie voor de gemeenten als totaal, hebben wij de EMU-referentiewaarde voor Utrecht verhoudingsgewijs vastgesteld. Door toename van nieuwe investeringen in de stad, komen we hoger uit dan de norm. Dit is conform verwachting bij de begroting. Een overschrijding van de norm heeft geen sancties tot gevolg.
Bedrijfsvoering
De manier waarop wij werken aan de organisatie is beschreven in de paragraaf Bedrijfsvoering van deze jaarstukken. Wendbaarheid is een belangrijke doelstelling, zowel voor de werkprocessen, als voor de informatievoorziening en de inzetbaarheid van de medewerkers. Om de personele bezetting mee te laten bewegen met de benodigde capaciteit is flexibiliteit in de bedrijfsvoering nodig. Bij nieuwe aanstellingen maken we gebruik van contracten voor bepaalde duur, hetgeen de wendbaarheid ten goede komt. Daarnaast verkennen we nieuwe vormen van flexibiliteit door deze niet alleen af te meten aan de duur van de contracten maar door de flexibele inzet van medewerkers te bevorderen via innovaties in HRM-beleid. Een voorbeeld hiervan zijn de interne flex-pools.
Meerjarig onderhoud kapitaalgoederen
Toereikende onderhoudsbudgetten zorgen ervoor dat wij als gemeente financieel in staat zijn om onze kapitaalgoederen op een aanvaardbaar niveau te onderhouden. Waar sprake is van oplopend achterstallig onderhoud geeft dit op termijn extra herstelkosten. Bij onze aanpak in de openbare ruimte staan veiligheid, bereikbaarheid van de stad en het economisch belang altijd voorop. Wij continueren de aanpak in 2016 waarbij we achterstallig onderhoud wegwerken. Het actuele meerjaren onderhoudsprogramma staat beschreven in de nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2016-2019, buiten gewoon op orde.
Bij het vastgoed hebben wij met behulp van een gestandaardiseerd systeem en op basis van recente inspectieresultaten de onderhoudsprognose voor het grootste deel in beeld gebracht. Op basis hiervan verwachten wij het vastgoed op het door uw gemeenteraad vastgesteld niveau te kunnen onderhouden. Door onderhoudsplanningen goed op elkaar af te stemmen, slim aan te besteden en te kiezen voor duurzaamheid beogen wij de efficiënte inzet en optimale benutting van de beschikbare onderhoudsbudgetten nog verder te verbeteren.
Het onderhoud van de kapitaalgoederen op basis van de actuele meerjaren onderhoudsprogramma’s lichten wij toe in paragraaf investeringen en onderhoud kapitaalgoederen van deze jaarstukken. De meerjaren nota’s betreffen de nota Onderhoud Kapitaalgoederen 2016-2019 ‘Buiten gewoon op orde’ respectievelijk Nota Onderhoud 2015-2018 Maatschappelijk Vastgoed en het Meerjarenprogramma Utrechts Vastgoed,
Lokale lasten
Hoe hoger de lasten, hoe minder mogelijkheden een gemeente heeft voor verdere verhoging, hetgeen van invloed is op de wendbaarheid van de begroting. Utrecht blijft ruim onder de landelijke macronorm voor maximale stijging van de OZB. Ten opzichte van vorig jaar is Utrecht met de hoogte van de lokale lasten in de rangorde verder gedaald: in 2015 waren 20 van de 36 grote steden duurder dan Utrecht voor lokale lasten. In 2013 waren nog maar negen grote steden duurder dan Utrecht. De mogelijkheid om de lasten te verhogen wordt deels bepaald door de landelijke macronorm voor onroerendezaakbelasting en deels door politiek inhoudelijke afwegingen. Ook de mate waarin leges en retributies kostendekkend zijn kan een rol spelen.
[1] In Nederland is slechts 3,4% van alle belastingen opgelegd door gemeenten.