In deze paragraaf komen de onderwerpen aan de orde die behoren tot het geldstromenbeleid van de gemeente. Dit zijn onder andere het risicobeheer (met name rente- en kredietrisico), de financierings- en schuldpositie en het kasbeheer.

ALGEMEEN
De uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie dient plaats te vinden binnen de kaders zoals gesteld in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen. In deze wet staan transparantie en risicobeheersing centraal. De transparantie komt daarbij tot uitdrukking in voorschriften voor een verplicht Financieringsstatuut alsmede een financieringsparagraaf in begroting en rekening. De risicobeheersing binnen de Wet fido richt zich op renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s.

Definitie van het begrip treasury:
Het besturen en beheersen, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

De doelstelling van de treasuryfunctie van de gemeente Utrecht is dat deze uitsluitend de lokale publieke taak dient en dat een prudent beleid gevoerd wordt binnen de kaders die zijn gesteld in de Wet fido.

Binnen de financiële functie van de gemeente is het van belang het onderscheid te herkennen tussen de treasury- en de controlfunctie. Treasury zorgt voor de beschikbaarheid van geldmiddelen. De controlfunctie is juist belast met het toezicht en de bewaking van de aanwending ervan. Vanuit deze rollen is de focus bij treasury gericht op feitelijke in- en uitgaande kasstromen en die van de controlfunctie op baten en lasten. In deze paragraaf staan voornamelijk de feitelijke kas- en financieringsstromen centraal.

ONTWIKKELINGEN
In het navolgende gaan wij in op renteontwikkelingen en op ontwikkelingen in relevante wettelijke kaders.

Rente-ontwikkelingen.
De ontwikkeling van de rente gedurende het afgelopen jaar kan als volgt grafisch worden weergegeven:


Grafiek 1 Verloop rentetarieven over 2015.

Zoals uit bovenstaande grafiek blijkt heeft de korte rente (referentierente: 3-maands Euribor) zich 2015 rond de 0% bewogen. Per eind 2015 gold zelfs een licht negatief renteniveau. De korte rente staat hoofdzakelijk onder invloed van beslissingen zoals genomen door de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB hanteert sedert medio 2014 een negatieve rente voor banken die aldaar ‘overnight’ geld willen stallen. Deze maatregel draagt er aan bij dat de geldmarkttarieven eveneens laag zijn. De gemeente Utrecht profiteert van deze situatie bij het opnemen van dag- en kasgeldleningen. Zie verder in deze paragraaf onder het kopje Saldobeheer. Tot aan de tweede helft van april liet de lange rente (referentierente: 10-jaars IRS) een gestaag dalende lijn zien tot een niveau van circa 0,5%. Vanaf dat moment liep de rente in korte tijd relatief snel op. Als twee hoofdoorzaken hiervan kunnen genoemd worden de toespelingen van de ECB op beperking van het opkoopprogramma en de situatie rond de Griekse schuldencrisis. De onrust op de kapitaalmarkt bereikte medio juli 2015 een piek op circa 1,2%. Vanaf dat moment stabiliseerde de situatie, waarna de weg omlaag weer werd ingezet. Per eind 2015 noteerde de 10-jaars rente weer onder de 1%. Indien een langlopende lening daadwerkelijk wordt opgenomen gelden er liquiditeitsopslagen bovenop het IRS-tarief. Per eind 2015 bedroeg deze opslag voor een 10-jaars lening 0,35 à 0,40 procentpunt.

Wettelijke ontwikkelingen
In het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV) zijn in 2015 enkele wijzigingen van kracht geworden die relevant zijn voor de uitvoering van de gemeentelijke treasury. Begin 2015 is er een aanscherping geweest van de wijze waarop bij het jaarverslag in de toelichting op de balans verslag moet worden gedaan van het gebruik van derivaten. Tevens is een BBV-voorschrift van kracht geworden waarin is aangegeven dat er in begrotings- en jaarrekeningstukken voortaan een verplichte basisset van vijf financiële kengetallen moet worden opgenomen. Deze kengetallen hebben tot doel om de gemeentelijke financiële positie voor raadsleden inzichtelijker te maken en de onderlinge vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten. Hoewel twee van de kengetallen betrekking hebben op de financieringsfunctie (1) schrijft BBV voor dat deze alle opgenomen moeten worden in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. In de begroting 2016 zijn deze kengetallen voor het eerst opgenomen. Hierop aansluitend zal de volledige set in het jaarverslag 2016 tot uitdrukking komen.

Bovendien zijn er eind 2015 vanuit het project vernieuwing BBV enkele aanpassingen aangekondigd. Relevant voor de financieringsfunctie zijn in dit verband:

  • Een voorschrift om actiever te sturen op EMU-saldo. Onderdeel daarvan is dat in begrotingen voortaan ook een volledige geprognotiseerde balans zal moeten worden opgenomen.
  • Met ingang van 1 januari 2016 moet de rentetoerekening aan grondexploitaties gebaseerd worden op het werkelijk gemiddelde rentepercentage van de gemeentelijke leningenportefeuille, vermenigvuldigd met de Debt ratio (2).

(1) Dit betreft: de netto schuldquote (al dan niet gecorrigeerd voor verstrekte leningen) en de solvabiliteitsratio.
(2) Debt ratio geeft de schuld (vreemd vermogen) weer in verhouding tot het balanstotaal (totaal vermogen).

FINANCIERINGS- EN SCHULDPOSITIE

Opgenomen financiering
De financieringsbehoefte van de gemeente Utrecht nam in 2015 toe. Daardoor is per saldo voor een bedrag van circa 85 miljoen euro aanvullend geleend:

  • de portefeuille aan langlopende leningen nam over 2015 toe met 45 miljoen euro tot ruim 928 miljoen euro (zie tabel 1) en
  • de portefeuille aan kortlopende leningen nam gedurende 2015 met 40 miljoen euro toe tot 143,5 miljoen euro per einde jaar.

Tabel 1 Verloop lange leningenportefeuille 2015

Soort

Restant hoofdsom per eind 2014

Nieuw opgenomen

Aflossing

Restant hoofdsom per eind 2015

Langlopende leningen

370,2

50,0

0,0

420,2

Langlopende renteswaps

513,0

0,0

5,0

508,0

Totaal

883,2

50,0

5,0

928,2

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Eind juni 2015 werd de in bovenstaande tabel vermelde nieuwe lange lening opgenomen, dit om een overschrijding van de kasgeldlimiet teniet te doen (zie ook hierna onder het kopje Kasgeldlimiet). De looptijd van deze lening is één jaar één dag en zal dus in 2016 geherfinancierd moeten worden. De lening kon worden afgesloten tegen een rente van 0%.

Afgezien reguliere aflossingen zijn gedurende 2015 geen mutaties geweest in de derivatenportefeuille. Conform voorschrift vanuit BBV is de derivatenportefeuille in de toelichting op de balans volledig gespecificeerd.

Schuldpositie en –ontwikkeling
De afgelopen jaren is de bewustwording rond schuldposities, juist ook van en bij overheden, sterk toegenomen. Een schuldpositie ontstaat indien de eigen middelen van een gemeente ontoereikend zijn om bijvoorbeeld activiteiten of investeringen te bekostigen. In dat geval dient externe financiering te worden aangetrokken. Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uit geleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. En hoe hoger de schulden, hoe meer rente- en aflossing op termijn betaald moeten worden. En hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente uiteindelijk aan andere publieke voorzieningen kan besteden.

Schulddefinities
Binnen gemeenteland worden verschillende schulddefinities gehanteerd. De belangrijkste zijn:

  • Netto schuld

Dit betreft een door Vereniging Nederlandse Gemeenten ontwikkelde indicator. De waarde is van de gemeentelijke balans af te lezen als het saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende bezittingen en vorderingen. De netto schuld van de gemeente Utrecht bedroeg per eind 2015 circa 880 miljoen euro. Per eind 2014 bedroeg dit nog 827 miljoen euro. De VNG gebruikt deze waarde in de berekening van de zogenoemde netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als aandeel van de inkomsten. De VNG stelt dat de inkomsten in belangrijke mate bepalen hoeveel schulden een gemeente kan dragen. De gemeente Utrecht onderkent het belang van dit schuldkengetal. Om die reden maakt het ook onderdeel uit van de interne schuldnormering (zie hierna tabel 3, kengetal 1);

  • (Netto) EMU-schuld

EMU-schuld is gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector. Netto EMU-schuld, ook wel netto geleende positie genoemd, is de EMU-schuld verminderd met uitstaande beleggingen. Het verloop van de (netto) EMU-schuld over 2015 is als volgt:

Tabel 2 (Netto) EMU-Schuld

Omschrijving

Balanszijde

Stand per eind 2014

Stand per eind 2015

Toename

Restantschuld langlopende leningen (zie tabel 1)

Credit

883,2

928,2

Restantschuld kortlopende leningen

Credit

103,5

143,5

Subtotaal EMU-schuld (totaal geleend)

986,7

1.071,7

Beleggingen

Debet

-50,0

-50,0

Netto EMU-schuld

936,7

1.021,7

85,0

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Interne schuldnormering
Reeds begin 2014 hebben wij in een raadsbrief uiteengezet op welke wijze de gemeente Utrecht haar schuld wil beheersen en welke normeringen c.q. kengetallen daarbij in hun onderlinge samenhang worden gebruikt bij het beoordelen van de schuldpositie en schuldontwikkeling. Toegepast op de cijfers over 2015 geeft dit het volgende beeld:

Tabel 3 Schuldnormering 2015

Kengetal

Eenheid

Norm

Realisatie

1. Netto schuldquote =
Netto schuld (1) / Baten voor bestemming (2)

%

100%

63%

2. Interne risiconorm =
Netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger dan 10% van de leningenportefeuille

miljoen euro

88,3

5,0

3. Netto rentelasten in % van de exploitatie

%

4,0%

1,6%

4. EMU-referentiewaarde

miljoen euro

55,6

70,1

Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht in 2015 op de EMU-waarde na binnen de eigen schuldnormen is gebleven.

(1) Circa 880 miljoen euro.
(2) De baten voor bestemming bedroegen over 2015 1,400 miljard euro.

Interne rente
De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Door middel van deze methodiek worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee zij zijn gefinancierd. Conform de begroting bedroeg het voor 2015 vastgestelde omslagpercentage 4%. De gemeente hanteert hierbij geen (egalisatie)reserve. Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als financieringsresultaat. Uit onderstaande tabel blijkt dat het financieringsresultaat over 2015 is uitgekomen op circa 31,8 miljoen euro. Dat was circa 2,5 miljoen euro hoger dan geraamd.

Tabel 4 Financieringsresultaat 2015

Omschrijving

Raming

Realisatie

Verschil

Rentelasten lange leningen

-27.055

-25.778

1.277

Rentelasten korte leningen

-288

183

471

Rentebaten verstrekte geldleningen en lange beleggingen

2.728

3.234

506

Overige rentebaten

0

134

134

Saldo externe rentebaten en -lasten

-24.615

-22.226

2.388

Bedrijfsvoeringslasten

-500

-281

218

Interne rentetoerekening

54.495

54.356

-138

Financieringsresultaat

29.380

31.849

2.469

Bedragen zijn in duizenden euro’s.

Het voordeel kan in hoofdlijnen als volgt worden verklaard:

  • De financieringsbehoefte is in de loop van 2015 minder sterk geweest dan vooraf ingeschat. Als gevolg hiervan hoefde op de kapitaalmarkt minder geleend te worden en bovendien lag het renteniveau lager dan vooraf ingeschat. Bovendien kon het variabele deel van de swaps tegen gunstiger rentecondities worden ingedekt. In totaal per saldo een voordeel van ruim 1,2 miljoen euro.
  • Vanwege de geldende negatieve korte rente vloeiden vanuit de kortlopende financiering geen rentelasten voort, maar per saldo juist rentebaten. Voordeel 0,5 miljoen euro.
  • Woningstichting Mitros heeft een pakket leningen vervroegd afgelost. Daarover is een afkoopsom vergoed van 0,38 miljoen euro.
  • De bedrijfsvoeringslasten zijn lager uitgekomen. Dit kwam hoofdzakelijk door de overgang van de belastinginning naar de BghU, hetgeen leidde tot lagere bankkosten.

RISICOBEHEERSING

Treasuryrisico’s worden in het algemeen onderscheiden in renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en beschikbaarheidsrisico’s. Binnen de Utrechtse financieringssituatie zijn met name rente- en kredietrisico’s relevant.

Renterisico
Renterisico’s worden binnen de Wet fido onderscheiden in het renterisico van de vlottende schuld en het renterisico van de vaste schuld. Voor beide soorten geldt binnen de Wet een eigen norm:

Het renterisico van de vlottende schuld: de kasgeldlimiet.
Met de kasgeldlimiet is in de Wet fido een norm gesteld voor het maximum bedrag waarop de gemeente haar financiële bedrijfsvoering met kortlopende middelen (looptijd <1 jaar) mag financieren. De limiet wordt uitgedrukt in een percentage van het begrotingstotaal (8,5%). Zoals blijkt uit onderstaande tabel bedroeg de kasgeldlimiet van gemeente Utrecht voor het jaar 2015 circa 116,5 euro miljoen. In deze tabel is voorts de ontwikkeling van de kasgeldlimiet over 2015 weergegeven.

Tabel 5 Kasgeldlimiet 2015

Bepaling kasgeldlimiet

Begrotingstotaal aan lasten

1.371

Percentage conform Wet Fido

8,5%

Kasgeldlimiet 2015

116,5

Gemiddelde positie netto vlottende schulden

136,1

154,2

98,2

104,2

Kasgeldlimiet

116,5

116,5

116,5

116,5

Overschrijding kasgeldlimiet

19,6

37,7

0

0

of
Ruimte onder kasgeldlimiet

0

0

18,3

12,3

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht haar kasgeldlimiet over de eerste twee kwartalen heeft overschreden. Dit valt binnen de bepalingen van de Wet fido; uitgangpunt daarin is dat een gemeente niet méér dan twee kwartalen achtereen deze limiet overschrijdt. Teneinde deze overschrijding teniet te doen is eind juni 2015 een langlopende geldlening opgenomen van 50 miljoen euro (zie ook tabel 1). In terminologie van de Wet fido betekent dit dat korte in lange schuld is geconsolideerd. Daarmee is de overschrijding opgelost.

Bovenstaande tabel geeft de becijferingen per voorgeschreven rapportageperiode conform de Wet fido. Grafisch kan het verloop van de netto vlottende schuld ten opzichte van de kasgeldlimiet gedurende 2015 als volgt worden weergegeven:


Grafiek 2 Verloop netto vlottende schuld ten opzichte van kasgeldlimiet over 2015.

Het renterisico van de vaste schuld: de renterisiconorm.
De Wet fido definieert vaste schuld als opgenomen geldleningen met een rentetypische looptijd groter of gelijk aan 1 jaar. Met de renterisiconorm biedt de Wet fido een richtsnoer om rente-aanpassingen van financieringen en beleggingen goed in de tijd te spreiden. Het doel van deze norm is het voorkomen van een overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar. Om dat te bereiken mag het totaal aan renteherzieningen en aflossingen op grond van deze norm per jaar niet meer zijn dan 20% van het begrotingstotaal.

Tabel 6 Renterisiconorm

Omschrijving

Bedrag

Begrotingstotaal aan lasten

1.371

Percentage conform Wet Fido

20,0%

Renterisiconorm 2015

274,2

Aflossingen

5,0

Renteherzieningen

0,0

Renterisico

5,0

Ruimte binnen de norm

269,2

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht met haar financiering in 2015 ruim binnen de wettelijke renterisiconorm is gebleven.

Kredietrisico
Kredietrisicobeheersing richt zich op de kredietwaardigheid (en dus het risicoprofiel) van de tegenpartijen bij financiële transacties. Kredietrisico’s kunnen zich op twee manieren manifesteren. Ten eerste is er het directe risico dat wordt gelopen uit hoofde van door de gemeente gedane uitzettingen (verstrekte geldleningen en beleggingen). Daarnaast is een kredietrisico verbonden aan gemeentelijke borgstellingen.

Beleggingen
Gemeente Utrecht heeft reeds in 2006 een bedrag van 50 miljoen euro aan overtollige middelen bij de Rabobank. Deze post loopt in mei 2016 af. Gezien de kredietwaardigheid (creditrating) van Rabobank wordt het risico op deze belegging als laag ingeschat, mede gelet op de beperkte restant-looptijd.
Gelet op de bepalingen met betrekking tot Schatkistbankieren zijn nieuwe externe beleggingen niet meer mogelijk.

Verstrekte geldleningen
De gemeente Utrecht heeft uit hoofde van de publieke taak een aantal leningen verstrekt aan lokaal opererende organisaties. Op deze leningen loopt de gemeente kredietrisico. Zoals ook uit onderstaande tabel blijkt is in 2015 voor 5,0 miljoen euro aan nieuwe leningen verstrekt.

De restant hoofdsom van de verstrekte geldleningen bedroeg per eind 2015 circa 78,0 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 7 Verstrekte geldleningen 2015

Omschrijving

Restant hoofdsom per

Risicoprofiel

31-12-2014

31-12-2015

Startersleningen uitbesteed via SVn

31.078

31.614

Laag

Restauratieleningen uitbesteed via URF/NRF

775

4.009

Laag

Leningen particuliere woningverbetering via SVn

762

762

Laag

Kredietbankleningen

738

637

Laag

Mitros (voormalig gemeentelijk woningbedrijf leningen)

3.286

0

nvt

Overige woningcorporaties

836

45

Laag

Leningen Hoog Catharijne gekoppeld aan erfpachtsovereenkomsten

16.539

16.472

Laag

Diversen

16

16

Laag

Memid Investments BV (1)

22.250

0

n.v.t.

Ovast Rijnvliet BV

1.800

1.800

Hoog

Regentesseschool

244

241

Laag

Stichting Stadsschouwburg

1.805

1.640

Middel

Stichting Centraal Museum (kredietfaciliteit)(2)

0

2.000

Middel

Stichting Bibliotheek

2.403

2.270

Laag

Stichting Energie Transitie

4.550

4.550

Laag

Stichting Verduurzaming gebouwde omgeving

80

80

Laag

Stichting Muziekpaleis (kredietfaciliteit)(3)

5.050

6.800

Middel

Stichting Utrecht Natuurlijk

0

52

Laag

Huurders Stadskantoor (4)

0

4.966

Laag

Totaal

92.211

77.954

Bedragen zijn in duizenden euro’s.

(1) Vordering is in 2015 tot afwikkeling gekomen.
(2) Deze kredietfaciliteit was reeds in 2013 overeengekomen. In 2015 is hierop voor het eerst een beroep gedaan. De faciliteit is maximaal 4,7 miljoen euro.
(3) Maximaal 16 miljoen euro.
(4) Dit betreft een vordering op huurders vanwege niet-terugvorderbare BTW. Deze compensatie is geregeld via de huurcontracten en heeft een looptijd van tien jaar.

Voor de leningen met een hoog risicoprofiel zijn deels afzonderlijke risicovoorzieningen opgenomen of wordt deels rekening gehouden in het gemeentebrede risicomodel voor de bepaling van de noodzakelijke omvang van de algemene reserve.

Gewaarborgde geldleningen
Borgstellingen kunnen op twee manieren voorkomen, te weten directe borgstellingen en achtervang.

Bij directe borgstellingen staat de gemeente jegens geldgevers borg voor de betaling van rente en aflossing op langlopende geldleningen die door lokale organisaties, instellingen of verenigingen zijn aangetrokken die veelal activiteiten verzorgen die in het verlengde liggen van de gemeentelijke publieke taak. Bij borgstellingen in de sfeer van sport kan er sprake van zijn dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) als mede-borg optreedt. In dat geval wordt het risico gezamenlijk gedragen.

Achtervang houdt in dat de gemeente, al dan niet samen met het Rijk, een rol speelt in de zekerheidsstructuur van een waarborgfonds, bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Door deze structuur kunnen instellingen die bij het waarborgfonds zijn aangesloten tegen de laagst mogelijke rente lenen. Mede vanwege de strenge toelatingscriteria en periodieke toetsing door het fonds loopt de gemeente hierbij een lager risico dan bij directe borgstellingen. Eind 2015 heeft de gemeente haar generieke achterovereenkomst met het WSW verlengd tot en met eind 2019. Deze overeenkomst is van toepassing op de corporaties Mitros, Portaal, Bo-Ex, SSH en GroenWest. Voor enkele overige corporaties gelden specifieke achtervangovereenkomsten.

In 2015 zijn drie nieuwe borgstellingen verstrekt:

  • Stichting Spovo: netto 0,213 miljoen euro (bruto 0,425 miljoen euro; Stichting Waarborgfonds Sport staat voor 50% contraborg);
  • UW Holding: 9,1 miljoen euro. De lening zal door UW in twee tranches worden opgenomen in 2016. Restantschuld per eind 2015 dus nog nihil;
  • Stichting Wilhelminagroep: netto 45.000 euro (bruto 90.000 euro; SWS staat voor 50% contraborg).

De restant hoofdsom van de gewaarborgde geldleningen bedroeg per eind 2015 circa 526 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 8 Gewaarborgde geldleningen 2015

Netto geborgd bedrag per

Organisaties volkshuisvesting en monumenten

13.749

12.611

Instellingen gezondheidszorg

857

826

Sportorganisaties

3.170

3.455

Zorginstellingen

6.588

4.510

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (1)

508.822

504.998

Waarborgfonds Eigen Woningen (uitvoerder Nationale Hypotheekgarantie) (2)

nnb

nnb

Totaal

533.185

526.400

Bedragen zijn in duizenden euro’s.

(1) Het totaal van de door WSW geborgde restschuld met betrekking tot Utrechtse corporaties bedroeg per eind 2015 circa 2,02 miljard euro. Voor zover er ooit een beroep op de achtervang zal worden gedaan dan dient de schadegemeente daarvan 25% op te vangen. Dit zou voor Utrecht leiden tot een bedrag van circa 505 miljoen euro, zoals in bovenstaande tabel vermeld. Rijk (50%) en alle overige gemeenten in Nederland (25%) dragen in zo'n geval de rest, dit overigens allemaal in de vorm van renteloze leningen aan het WSW. (2) Gemeenten zijn per 1-1-2011 uit de WEW-achtervang getreden. Voor NHG-garanties die tot dat moment zijn afgegeven blijft de gemeente nog wel aanspreekbaar. Tot dat moment was voor een hoofdsom van circa 2,04 miljard euro aan NHG’s binnen Utrecht afgegeven. Het WEW heeft geen informatie beschikbaar waaruit blijkt hoeveel daarvan per eind 2015 nog openstond.

Beide waarborgfondsen geven elk jaar een meerjarenprognose af met betrekking tot het mogelijke beroep op de achtervang. Gezien de eigen garantievermogens van beide fondsen wordt dat risico als nagenoeg nihil ingeschat.

Over het algemeen is het risicoprofiel van de direct gewaarborgde geldleningen laag. Wel een verhoogd risico doet zich voor bij de volgende waarborgen:
Risico:
NRF Revolving fund (restant hoofdsom 1,80 miljoen euro) Hoog
NRF Monumentenzorg (restant hoofdsom 7,25 miljoen euro) Middel
NRF Stichting Domplein (restant hoofdsom 0,86 miljoen euro) Hoog
Stichting Vlietkop (restant hoofdsom 0,217 miljoen euro) Hoog

Voor gewaarborgde leningen met een hoog risicoprofiel geldt dat deze opgenomen zijn in het gemeentebrede risicomodel voor de bepaling van de noodzakelijke omvang van de algemene reserve.

Voor verdere specificatie verwijzen wij naar de Staat van Gewaarborgde geldleningen (bijlage).

Beschikbaarheidsrisico
In het betalingsverkeercontract met haar huisbankier heeft de gemeente Utrecht een kredietfaciliteit van 80 miljoen euro afgesproken op de lopende rekening courant. Bovendien heeft de gemeente, vanwege haar overheidskredietwaardigheid, nagenoeg onbeperkte toegang tot zowel de geld- als de kapitaalmarkt. Het beschikbaarheidsrisico kwalificeren wij daarmee als nagenoeg nihil.

KASMANAGEMENT
Het betalingsverkeer van Utrecht vindt volledig plaats vanuit Interne Bedrijven. Dit betreft het beheer van het gemeentelijke rekeningstelsel, het coördineren van bevoegdheden en het verrichten van feitelijke betalingen. De ABN Amro Bank NV is huisbankier van de gemeente Utrecht. Naast ABN Amro heeft de gemeente betalingsverkeerrelaties met de Bank Nederlandse Gemeenten en Rabobank.

Saldobeheer
Vanuit het centrale beheer verzorgt Interne Bedrijven ook de gemeentelijke saldoregulatie. Saldoregulatie houdt in dat tekorten of overschotten in rekening courant worden aangevuld respectievelijk uitgezet en wel zodanig dat het gemeentelijke banksaldo zoveel mogelijk naar nul wordt gestuurd. In 2015 kwam dit hoofdzakelijk neer op indekking van een tekortsaldo. Dergelijke acties vonden bijna dagelijks plaats op de geldmarkt. Gedurende 2015 zijn 326 kas- en daggeldtransacties gedaan met een totale hoofdsom van ruim 10,5 miljard euro. De rente op deze kortlopende leningen bedroeg per begin van 2015 circa - 0,15 % oplopend tot – 0,30 % per eind december. Een negatieve rente betekent dat de gemeente geld toe krijgt indien zij kortlopend geld leent. Het belang van kas- en daggeldtransacties is gelegen in het feit dat hierop gunstiger rentecondities van toepassing zijn dan wanneer tekortsaldi binnen de kredietlimiet op de gemeentelijke bankrekening worden opgevangen. Met deze transacties worden veel rentekosten bespaard. Over 2015 bedroeg deze besparing 0,7 miljoen euro.

Schatkistbankieren
Onderdeel van het saldobeheer betreft het Schatkistbankieren. Deze regeling is per 1 december 2013 in werking getreden. Op grond van deze regeling dienen decentrale overheden overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist aan te houden, dit met uitzondering van een zeker drempelbedrag. Zoals ook uit onderstaande tabel naar voren komt bedroeg die drempel voor 2015 circa 5,5 miljoen euro. Deze drempel wordt berekend over het begrotingstotaal aan lasten. De rentevergoeding over in de Schatkist geplaatste geldmiddelen is minimaal of zelfs nihil. In de regeling is wel bepaald dat een negatieve rente niet van toepassing zal zijn.

Ook geldt binnen het Schatkistbankieren een zogenoemde eerbiedigende werking voor beleggingen die al voor medio 2012 actief waren. Voor Utrecht betekent dit dat zij haar eerdergenoemde belegging bij de Rabobank van 50 miljoen euro tot aan de expiratiedatum in 2016 buiten de Schatkist mag aanhouden.

Conform voorschrift vanuit BBV zijn in onderstaande tabel posities met betrekking tot Schatkistbankieren (benutting drempelbedrag) weergegeven.

Tabel 9 Schatkistbankieren 2015

Bepaling drempelbedrag

Begrotingstotaal aan lasten

1.371

Waarvan:

Relevant percentage

Opbouw drempelbedrag

1e schijf

500

0,75%

3,75

2e schijf

871

0,20%

1,74

Drempelbedrag 2015

5,49

Kwartaalcijfer op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden middelen

0,36

0,91

0,47

1,15

Drempelbedrag

5,49

5,49

5,49

5,49

Overschrijding drempelbedrag

0

0

0

0

of

Ruimte onder drempelbedrag

5,13

4,58

5,02

4,34

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht gedurende 2015 ruim binnen haar drempelbedrag heeft geopereerd. Gezien het feit dat gemeente Utrecht tegenwoordig vooral financiering opneemt zullen de gevolgen van het Schatkistbankieren voor de gemeente naar verwachting beperkt zijn. In een dergelijke situatie zal namelijk niet of nauwelijks sprake zijn van tijdelijk overtollige middelen.